Top 10 taalmissers

1

In deze tiende blog over de Nederlandse taal deel mijn top 10 met irritantste taalmissers die ik regelmatig tegenkom op sociale media. Misschien heb jij er ook een paar? Deel deze dan in de opmerkingen.

1: Me boek*
Het bezittelijk voornaamwoord is ‘mijn’. Je kunt dit eventueel afkorten tot m’n.

Me boek is echt fout.

2: Zich irriteren
Het komt vaak voor dat mensen woorden of uitdrukkingen door elkaar halen. Dat verschijnsel noemen we ook wel contaminatie. Enkele voorbeelden:

Daar irriteer ik me aan*                     – dat irriteert mij / daar erger ik me aan

Ik besef me*                                                       – ik realiseer me / ik besef

3: Hij wilt*

Het werkwoord ‘willen’ is een onregelmatig werkwoord en krijgt in de derde persoon enkelvoud geen -t:

Ik wil
Jij wilt (wil jij)
Hij / zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

4: Enigste/enige
Als het bijvoeglijk naamwoord ‘enige’ betekent ‘waarvan er geen tweede is’, dan schrijven we in de standaardtaal geen overtreffende trap (enigste):

Goed: dat is mijn enige kans.
Fout: dat is mijn enigste kans.

5: Ik wordt*

De ik-vorm krijgt nooit een extra -t!

Dus: ik word, ik vind, ik loop, ik praat, ik zit, ik zal, etc.

6: Wordt lid*

In de gebiedende wijs gebruik je ook de ik-vorm:

              Word lid van onze vereniging.

              Houd afstand!

7: U / uw

Als er sprake is van een bezittelijk voornaamwoord, schrijf je “uw” of “jouw”:

              Jouw huis is mooi.

              Voor uw en onze veiligheid is er cameratoezicht.

Als het om een persoonlijk voornaamwoord gaat, schrijf je ‘u’ of ‘jou’:

              Hij heeft jou gebeld.

              Die man van u is sympathiek.

8: Er vanuit gaan / er van uitgaan*

De regel hier luidt: als ‘er’ niet bij een werkwoord of zelfstandig naamwoord hoort, schrijven we het voorzetsel aan ‘er’ vast. In dit geval is het werkwoord ‘uitgaan’. ‘Uit’ is dus onderdeel van het werkwoord en daarom schrijf je het niet vast aan ‘van’. Het voorzetsel ‘van’ is in dit voorbeeld geen onderdeel van een werkwoord of zelfstandig naamwoord en schrijf je dus aan ‘er’ vast. Correct is dus: ‘ervan uitgaan’. Onze Taal heeft hier een handige lijst voor: https://onzetaal.nl/taaladvies/er-voorzetsel-werkwoord.

9: De vergrootte* foto

Als een werkwoord gebruikt wordt al een bijvoeglijk naamwoord, gebruik je de kortst mogelijke vorm:

              De vergrote foto is prachtig.

              Het afgebrande huis is niet verzekerd.

10: Beide / Beiden

Woorden als “enkele”, “beide”” en “alle” schrijf je zonder ‘n’, als ze bijvoeglijk gebruikt zijn.

              Ik vind beide foto’s mooi.

              Er zijn nog enkele plaatsen beschikbaar.

Wanneer deze woorden zelfstandig gebruikt worden, kunnen we op een -e of -en schrijven.

Verwijzen deze woorden naar personen, dan schrijf je -en:

              Ans en Henk zijn te laat. Beiden misten de trein.

              De radio en tv zijn kapot. Beide worden gerepareerd.

Laat een reactie achter